Sociale mobiliteit en het vrijheidsdividend.
Stuk uit boek Koen (mede-oprichter) (Uitgave verwacht najaar 2019) 'Ons dividend in de toekomst van Nederland'
Hi, mede BV'-ers!
Hierbij een stuk over sociale mobiliteit en het vrijheidsdividend (basisinkomen)
Laat vooral weten wat jullie ervan vinden! Over wat er bijvoorbeeld beter kan, of de ideeën die jullie hebben om meer mensen te betrekken bij Beweging Voorwaarts!
Bijvoorbeeld via forum.bvnederland.nu!
Rechtvaardig voor sociale mobiliteit
Het onderwerp sociale mobiliteit hebben we door het boek heen al een aantal keer aangeraakt. Toch wil ik het hier nog eens uitlichten, omdat het te belangrijk is om zijdelings te benoemen. Maar wat is sociale mobiliteit? In het kort vertelt sociale mobiliteit ons hoeveel kans wij hebben om op de sociale ladder naar boven te klimmen, of naar onder natuurlijk. Sociale mobiliteit hangt niet alleen af van inkomen. Het hangt ook af van sociaal kapitaal (de mensen die je kent) en cultureel kapitaal (mate van onderwijs, je gedrag en karakter). Verder correleert sociale mobiliteit ook erg met ongelijkheid. Zo had ik dit stuk ook in hoofdstuk 2 kunnen verwerken. Er zijn ook twee verschillende soorten sociale mobiliteit, zoals Lee Elliot Major en Stephen Machin zeggen in hun boek Social Mobility And Its Enemies: Absolute mobiliteit en relatieve mobiliteit. Om het verschil te begrijpen stellen we Nederland als een karavaan voor die door een woestijn trekt. Als absolute mobiliteit stijgt, zou dit betekenen dat iedereen in de karavaan sneller zou gaan lopen, of dus meer zou gaan verdienen, maar aan het eind van de dag veranderen hun posities niet. Als echter relatieve mobiliteit stijgt betekent dit dat er meer wisselingen in de karavaan ontstaan. Mensen uit lagere klassen halen mensen uit hogere klassen in. Dit houdt echter wel in dat de winst van de ene persoon een verlies voor de ander betekent. Het liefste hebben we dus in Nederland een situatie waarin beide soorten stijgen. Raar genoeg zijn er niet heel veel cijfers te vinden over de sociale mobiliteit in Nederland. Dit geeft ons dan ook twee mogelijkheden om toch in te schatten hoe we er in Nederland voor staan. De eerste optie is door weer eens de cijfers te bekijken die we eerder benoemd hebben: Weinig vertrouwen in onze instituties met een groot verschil tussen arm en rijk, die bijvoorbeeld een aanwijzing kunnen zijn dat er aan de top en onderkant van de sociale ladder weinig mobiliteit is. De mensen aan de onderkant zien geen mogelijkheden tot groei, logisch ook gezien hun stagnerende inkomens. Ze hebben geen hulpmiddelen de ladder te beklimmen. De mensen aan de bovenkant hebben ontzettend veel vertrouwen omdat ze niet bang zijn van de sociale ladder af te vallen. Het gaat ontzettend goed en hun stijgende arbeidsinkomensquote beaamt dit. Ook kan de daling van vertrouwen tussen mensen in Nederland een aanwijzing zijn voor het feit dat ook het sociale kapitaal van mensen aan de onderkant minder groot is als voorheen. Ze komen de mensen boven hun minder tegen, waardoor er zodoende een sociale afstand en tot op zekere hoogte wantrouwen ontstaat tussen mensen.
Sociale mobiliteit raakt ons dus allemaal. Het beïnvloedt onze hele samenleving maar blijft toch onzichtbaar. Niemand houdt zich echt bezig met de verloren kansen van iemand die in de lagere sociale klassen is blijven steken. Het is onzichtbaar hoe zij had kunnen presteren met een meer financieel zekere jeugd. Juist omdat het onzichtbaar is wil ik het aan de lezer overlaten om zelf haar redenen te vinden waarom sociale mobiliteit volgens hen belangrijk is. Iedereen heeft namelijk zijn eigen specifieke situatie in hun hoofd over iemands verloren kansen, of over hoe een meer financieel zekere jeugd voor tienduizenden kinderen in Nederland ons land kan transformeren. Dit brengt ons echter wel bij een meer economisch, meer op cijfers, en minder op emotie gericht, pleidooi voor sociale mobiliteit. Een verlies van sociale mobiliteit is namelijk gewoon zonde van het talent.
Slechte sociale mobiliteit betekent dat we jaar in jaar uit uit dezelfde economische vijver vissen, terwijl er ontzettend veel talenten in andere economische vijvers te vinden zijn.
Uit onderzoek is ook gebleken dat als Engeland haar sociale mobiliteit ook maar een beetje op zou krikken, hun economie vervolgens met 2 a 3 procentpunten zou stijgen. Om dit in perspectief te zetten: Een economische recessie is vier procentpunten daling. Er is dus een wereld te winnen, zonder uitspraken te doen over wat de optimale sociale mobiliteit in ons land precies is. Een stap naar die wereld kan een basisinkomen zijn.
Het kan namelijk, indien deze wereld ingericht wordt met bepaalde andere basisvoorzieningen als goed onderwijs en infrastructuur, ervoor zorgen dat het speelveld tussen mensen in onze maatschappij meer gelijkgetrokken wordt. Niemand hoeft namelijk in armoede te leven en niemand wordt gedwongen werk te doen dat hen hindert zich op andere manieren te ontwikkelen. Dit uit zich in een student uit een armer gezin dat niet al haar tijd hoeft te besteden aan het bekostigen van haar studie, maar ook in het kind in groep 3 dat elke dag haar benodigde hoeveelheid voedsel binnenkrijgt, met betere prestaties op de langere termijn als gevolg.
Sociale mobiliteit mag dan onzichtbaar blijven, maar het minste wat we kunnen doen, stel ik, is iedereen een zichtbare basis geven in de vorm van een vrijheidsdividend.
Zo kan elk kind op jonge leeftijd kansen tot ontwikkeling krijgen. Kansen die ons, en hen, goed zal doen.
We vissen dan namelijk in meerdere sociale vijvers, waardoor ook de welvaart die ons land kent en zal blijven kennen, beter verdeeld wordt onder de mensen.
En als we dit blijven doen krijgen we er binnen 10 jaar misschien wel een mooier bloeiende maatschappij voor terug. Met meer diversiteit in alle lagen van de samenleving, en bovendien minder verschillende sociale vijvers, maar hoogstens twee of drie vijvers, die zich door een bepaalde mate van gelijkheid van kansen, als Nederlanders en als burgers, verbonden voelen.
Groetjes,
Kernteam Beweging Voorwaarts